agenda

DE GROTE POËZIEPRIJS VOOR ZABRISKIE

Juryrapport over de winnaar van De Grote Poëzieprijs

 

door: Sasja Janssen, Cathérine de Kock en Elten Kiene

 

Zabriskie, Peter Verhelst 
(De Bezige Bij)

Beginnen en opnieuw beginnen. Zo hartverscheurend mooi kan dat zijn,
bewijst Zabriskie van Peter Verhelst. Zabriskie is het laatste, filmische deel
van een dystopische trilogie, die begon met Zon (2019) en 2050 (2021),
over de mens die naar houvast in deze apocalyptische tijd zoekt
en die noodgedwongen opnieuw moet leren lopen:
Het is een mens die, wandelend over de asfaltzee/ (...) een in wit linnen geklede jongen
(of is het loszittend vel)/ die achterover valt en zich telkens weer aan de haren overeind trekt
”.  

Verhelst neemt de lezer mee in een woestijnlandschap vol gesteenten en cactussen,
schorpioenen en mammoeten, “opspuitende fonteinen” en “vloeibare spiegels”.
In een tijdloos, mythisch universum vol gevaren én kansen, ondernemen twee geliefden
zeven “voyages” als een allegorie op het leven in deze onheilspellende eindtijd.
Of zoals de bundel omineus opent: “Weldra hebben we alles opgebruikt.
De grassen zijn geel./We halen er de polsen aan open, de kinderen de hals.
Koorts/laat ons zingen in tongen
.” Wat volgt, is bijna een omgekeerd scheppingsverhaal,
boordevol met verwijzingen naar film, beeldende kunst, film en dans.
Op zijn website vermeldt Verhelst door welke kunstenaars en werken hij is geïnspireerd,
al kun je ook van Zabriskie genieten zonder die verwijzingen te kennen. 

De bundel is met vaste hand gecomponeerd en tegelijk vloeien
de verschillende afdelingen en gedichten over in elkaar. 
Zabriskie verwijst ook naar gedichten uit Verhelsts bundel Nieuwe sterrenbeelden (2008),
die op hun beurt weer aansluiten bij de bundel 2050. In het oeuvre van Verhelst
is alles met alles - of toch met heel veel - verbonden. Na de leeuwen in Zon 
vinden we in deze bundel het sneeuwluipaard, een verwijzing naar de Bijbel (Openbaring 13:2)
en zijn bundel Nieuwe sterrenbeelden. Je kunt er een symbool
voor het menselijke verlangen in zien, of een metafoor
voor momenten van hoop in een tijd waarin het leven op aarde door menselijk toedoen bedreigd wordt. 

In Zabriskie reizen we naar de horizon en de zingende bergen
en gaan we op zoek naar het beloofde land, naar unieke plekken
waar de mens misschien meer dier wordt dan mens, alleen al om te kunnen overleven.
Tussendoor laat Verhelst fata morgana’s op de lezer los: luchtspiegelingen, momenten
waarop droombeelden zich ontvouwen. Net voor de laatste reis
wordt er ook nog een oase gevonden. Niet meteen een oase van bomen en groen
maar van mensen, die “mond, honger en voedsel tegelijk” zijn.

Zabriskie is een koortsige trip naar de essentie van menselijk leven.
Wat is het nut van ons liggen en bewegen? Waarom verlangen we?
Welke betekenissen kennen we toe aan lichamen, landschappen en onszelf?
Wat kunnen nieuwe zinvolle rituelen zijn? “Wat betekent een lichaam
dat uit een rok stapt en even later/strak voor zich uitkijkend urenlang de haren borstelt?

En wat als de mens helemaal uit beeld verdwijnt? “Herinnert de steen zich/wie zich over haar heeft gebogen?
Verhelsts taal is beeldend, zintuiglijk, lichamelijk en filmisch.
In de bundel wemelt het van de paradoxen en tegenstellingen: dood en leven,
zon en maan, duister en licht, wakker zijn en dromen, stilstaan en vooruitgaan,
mens en dier, hemel en aarde - maar altijd is wat opgeroepen wordt, groots en intiem tegelijk.

Na de zon die de aarde bedreigt (in Zon) en het visioen van de ondergang (in 2050) 
wordt hier opgeroepen tot dromen, dansen en zingen (lees: dichten)
als tegengif voor de apocalyps. “zing// alsof je eeuwig zult leven.
Zing jezelf toe, uit volle borst, van hitte/druipende berg, smeltend tot een meer 
(…)”.

De bundel eindigt met een laaiend vuurwerk boven water, in het laatste zonlicht.

Verhelst laat de lezer achter met een open einde, een mogelijkheid,
het begin van een begin.
En daarmee is Zabriskie het prachtige slotstuk van een fascinerende reis in drie delen.
Dit is een gloedvolle, bezwerende bundel die uitnodigt tot reflectie
en die de taal viert, met dromen, visioenen, gezangen en rituelen:
met als een droom iets esthetisch te maken van de ondergang”.
Een spookjesachtige bundel waarin we in deze donkere tijden troost kunnen vinden.

Een bundel om steeds weer naar terug te keren. Opnieuw en opnieuw en opnieuw.